donderdag 20 september 2012

Nueva America, Andean Cloud Forest

Langs het dorpje Pimampiro

Nueva America; een Andean cloud forest op 3400 meter hoogte

 

Appeltje delen
 
 
 


SRV-man


Een paar keer per week word ik hier in Ecuador gewekt door een new-age achtige versie van het ´Ave Maria´, dat via een luidspeaker de vallei in wordt geblazen. De eerste keer dacht ik dat ik in de hemel was beland, maar nu ervaar ik het als bijzonder prettig wakker worden. Na de muziek volgt een vriendelijke vrouwenstem die het buurtnieuws brengt met algemene mededelingen over geplande wegwerkzaamheden of sportevenementenen. Ze sluit altijd af met wat er die dag vers van het land wordt verkocht bij de bushalte. De ene dag zijn dat bananen en wortels, de andere dag tomaten of aardappelen. Ikzelf ken die bushalte niet, maar op een vreemde manier doet ´ie me denken aan de gezellige SRV-wagen die geregeld voorbijreed toen ik nog op de Sint Janstraat in Laren woonde. Ik had meestal niets nodig, maar toch werd ik gelukkig van die rijdende supermarkt over de klinkertjes langs mijn huis. De SRV-man bezorgde mijn buren een halfje gesneden volkoren of een verse leverworst en mij een heerlijk Ot en Siengevoel.
Zo´n buurtwinkel op wielen zou het goed doen in Ecuador, want kopen en verkopen ´vanuit de achterklep´ gebeurt hier veel. Zie je een bijrijder door een microfoon bleren, dan valt er vaak wel iets te scoren; een kilo sinaasappels of een treetje eieren, eventueel met de moederkip erbij. Of ze halen je oud ijzer op. De bedrijvigheid op straat is sowieso groot. Je moet soms slalommend om verkopers heen die van top tot teen zijn bekleed met hoedjes, zonnebrillen, waterijsjes, luchtverfrissers, afstandsbedieningen en vliegenmeppers. En zelfs de geiten moeten dagelijks aan de bak: die worden ter plekke op straat gemolken voor een ´versgeperst´ glaasje geitenmelk.

Helaas zijn straatverkopers bijna uitgestorven in Nederland, net als de buurtwinkels. Hier vind je op elke straathoek nog zo´n winkeltje met belangrijkste levensmiddelen en er zijn mensen die nooit een grote supermarkt zien, maar dagelijks deze lokale ondernemers steunen. Bij zo´n buurtsupertje - een verlengstuk van de woonkamer - gaat het er dan ook gezellig aan toe, want iedereen wordt aangesproken met ´hola veci´ (´hoi buuf´) en pasgekochte biertjes worden regelmatig op de stoep leeggedronken en weer aangevuld. Nog geen twee jaar terug was ik een fanatieke scanner in de Gooise supermarkten, want waarom zou je in de rij gaan staan? Toch zeker niet voor een praatje met de kassiére?  Ach, die goeie ouwe SRV-man. Misschien moet hij ook maar emigreren.
(Column 30 ´Coreanne in Quito, voor De Gooi- en Eemlander, september 2012)

Poepregels


Hondenpoep scoort altijd hoog op het ergernissenlijstje van Nederlanders. Wie op Google‘hondenpoepbeleid´ intikt, krijgt als zoekresultaat meer dan vierentwintigduizend hits. Gemeenten trekken diverse maatregelen uit de kast om de overlast van hondenpoep terug te dringen. In mijn ogen gaan die erg ver. Zo las ik dat de gemeente Wijchen denkt aan het opsporen van baasjes aan de hand van een DNA-test op hondendrollen. Maar ook in Hilversum kunnen hondeneigenaren niet zonder schepje en zakje over straat. Wie de opruimplicht niet nakomt, riskeert een boete van rond de negentig euro. Dat is dure kak.
Hier in Ecuador zie je weinig poep op de stoep. Echt opmerkelijk is dat niet, want honden lopen hier maar zelden naast hun baas over straat. Zij blijven meestal thuis om op het huis te passen.
Ikzelf neem mijn Duitse herder van negen maanden wel vaak mee aan de riem het centrum in en dat alleen trekt al veel bekijks. Ik moet er niet aan denken dat ik dan ook nog met een roodaangelopen hoofd door de knieën moet om een drol op te ruimen. Ik heb het geluk dat mijn hond het begrip ´uitlaten´ maar niet wil begrijpen. Hij poept liever in zijn eigen tuin dan op een vreemde straat, zoals de meeste mensen ook het liefste op hun eigen toilet zitten. Het gevolg is wel dat ik thuis alsnog keutels sta te scheppen. Want zo denk ik ook wel weer: ´not in my backyard´.

Alhoewel ik hier nog nooit een baasje poep heb zien ruimen, zijn er sinds kort wel nieuwe maatregelen van kracht in het centrum van Quito. Honden mogen alleen mee aan de lijn en mochten ze onverhoopt iets laten vallen dan moet dit verwijderd worden. Net als in Nederland riskeren de Ecuadorianen ook een boete wanneer ze dit weigeren. Ik vraag me af of de politie daadwerkelijk bonnen gaat uitschrijven voor zo´n hoopje op het trottoir, want dubbelgeparkeerd staan of een kind zonder helm meenemen achterop de motor lijkt hier straffeloos te mogen. Bovendien wemelt het in dit land van de straathonden en daar is weinig toezicht op. Baasjes in Quito zouden hun hond dus gewoon los kunnen laten lopen én deze in het wildeweg zijn of haar behoefte laten doen. Dan kun je nog altijd zeggen: maar die hond is helemaal niet van mij. Een beetje flauw, maar laten we wel wezen: er zijn ergere dingen in de wereld.
(Column 29 ´Coreanne in Quito´, voor De Gooi- en Eemlander, juli 2012)

zaterdag 28 juli 2012

Cerveza y Jámon serrano...

...después una classe de Español con mi compañero de Japón, Satoshi.

maandag 16 juli 2012

Mindo lindo







Reserva Rio Bravo, Mindo Ecuador

donderdag 28 juni 2012

Un regalo

dinsdag 26 juni 2012

Voetbalfan


Ik ben zo’n type dat alleen voetbal kijkt tijdens grote evenementen zoals het WK of EK. En uitsluitend naar wedstrijden waar Oranje in speelt. Dan vind ik sport op de een of andere manier écht spannend om naar te kijken, met als gevolg dat ik hele rare dingen ga doen zoals opspringen van de bank bij een naderend goal of een speler hardop aanmoedigen van wie ik de naam niet eens ken. Soms vind ik het zo zenuwslopend dat ik niet eens meer durf te kijken, maar nog geen half uur na een wedstrijd denk ik vaak alweer aan iets anders. Ik vraag me altijd af hoe een ’diehard-fan’ omgaat met al die emoties. Voetbal lijkt me niet goed voor het hart.

Bij gebrek aan kabeltelevisie kan ik in Ecuador het EK niet volgen. Daar kon ik me redelijk bij neerleggen, tot vorige week. Toen heb ik tijdens de laatste wedstrijd van het Nederlandse team geprobeerd om via de website van de NOS mee te streamen, maar daar kreeg ik al snel de mededeling: ’Het is niet toegestaan om deze aflevering op uw huidige, geografische ligging te bekijken’. Mijn behoefte aan oranje vlaggetjes, oranje tompoucen en bitterballen werd spontaan versterkt. Gelukkig kon ik wel ’meekijken’ via een ’live’ telling, die bijhield hoe vaak en door welk team er op de lat werd geschoten, hoeveel vrije trappen en rode kaarten er werden uitgedeeld, of er sprake was van buitenspel en natuurlijk het aantal doelpunten. De spanning bestond uit het opnieuw laden van de pagina. Drukken op ’refresh’ werd het nieuwe opspringen van de bank.


Ecuador is momenteel eveneens in de ban van het voetbal. Hier strijden de Zuid-Amerikaanse landen voor een kwalificatie voor het WK 2014. Het is algemeen bekend dat Argentinië en Brazilië goede spelers in huis hebben, maar ik heb me laten vertellen dat ook Ecuador een stel sterke voetballers kent. Zo zou er een bekende vallei zijn, waar jonge voetballertjes niet heel zelden op hun blote voeten aan hun glansrijke carrière beginnen. Ik heb geen flauw idee hoe Ecuador er nu voor staat, maar van de week zag ik nog een hele familie in knalgele voetbaltenues over straat paraderen, dus waarschijnlijk zitten we nog in de race. Laatst heb ik in een lobby van een hotel eventjes meegekeken tijdens een wedstrijd tussen Ecuador en Argentinië, maar spanning heb ik niet gevoeld. Die eer gaat naar Oranje, ook nog na dit EK.

(Column 28 ´Coreanne in Quito´, voor De Gooi-en Eemlander, juni 2012)

Inti Raymi

De Ecuadorianen vieren weer Inti Raymi, het bekende zonnefeest. Door de hele dag te drinken en te dansen ´bidden´ ze voor een mooi en vruchtbaar nieuw jaar. Ook brengen ze hun dikste kippen, beste bonen, groenten en aardappelen mee, die aan het einde van de dag allemaal in één grote soeppan gaan, waarna er samen wordt gegeten. Maar let vooral op de kippen, die mogen eerst meedansen...

Zusjes

dinsdag 12 juni 2012

Vlees


Een berg van maïsgele kippen met of zonder vel, ribbenkasten bungelend aan een haak en meterslange worsten in allerlei kleuren. Even verderop een schaal glibberige levers in de volle zon, koeientongen en hompen gehakt waarboven een verkoopster tevergeefs met een krant wappert om de vliegen weg te houden. Wie fanatiek vegetarisch is, kan maar beter wegblijven van de Ecuadoriaanse markt. Ikzelf houd op zijn tijd wel van een goed stukje vlees, maar wanneer ik ’s ochtends langs dit tafereel loop dan kijk ik altijd snel de andere kant op, naar grote glimmende tomaten, trossen rijpe banaantjes en bossen verse koriander. De vleesmarkt bestaat niet uit één kraam, maar is een aaneenschakeling van bloederige decors uit een horrorfilm. Dit onverpakte vlees ’van de straat’ durf ik nog steeds niet te eten, want alleen al bij de aanblik zie ik mezelf dagenlang op de pot zitten. Tegelijkertijd vraag ik me af of een kipfiletje uit een Nederlandse supermarkt heel anders smaakt. Misschien waren dit wel veel blijere dieren.

De andere kant opkijken, doe ik ook bij een bepaald gedeelte op de vleesafdeling in de supermarkt. De Ecuadorianen zijn zo gek op vlees dat ze alles opeten, van magen en pens tot darmen en stierentestikels. Een frikadel is er heilig bij, die is in ieder geval véél beter gecamoufleerd. En over snacks gesproken; de Larense cafetaria Beo mag hier van mij wel een filiaaltje openen. Nu ben ik aangewezen op de ’cevichocho’ als lokale snack. Dit is een zakje (van plastic gelukkig) gevuld met maïs, witte boontjes, tomaat, ui en ’iets vlezigs’. Tot voor kort vond ik een cevichocho altijd goed te eten, lekker zout vooral, totdat ik erachter kwam dat ik op stukjes varkenshuid zat te kauwen. Maar dat is het gekste niet; men eet hier ook aap, schildpad, rat of armadillo. Sommige Ecuadorianen slachten hun eigen vlees en peuzelen dit zo snel mogelijk op bij gebrek aan een koelkast, desnoods de hele nacht door. Ikzelf vond een eendenbout afkluiven als ontbijt al een enorme uitdaging. Ik heb al heel wat uit beleefdheid naar binnen gewerkt.

Als buitenlander moet je eigenlijk naast een keer goed ziek worden voor meer resistentie, ook de traditionele ’cuyes’ (spreek uit als ’koei’) geproefd hebben, een in zijn geheel gegrilde cavia. De moed, om mijn tanden eens in zo’n vettig knaagdiertje te zetten, kan ik nog niet opbrengen ondanks alle reclameborden. Gewoon de andere kant opkijken.

(Column 27 ´Coreanne in Quito´, voor De Gooi-en Eemlander, juni 2012)

dinsdag 29 mei 2012

Zoentechnieken


Eén, twee of drie keer kussen, een omhelzing of een plechtige buiging. In elk land begroeten mensen elkaar weer anders. Ik hecht, wat dat betreft, grote waarde aan mijn ’personal bubble’ en ik geloof dat die persoonlijke ruimte voor alle Nederlanders belangrijk is. Doordat we in Holland maar liefst drie keer horen te zoenen, ken ik mensen die daar consequent geen trek in hebben. Hun vaak ferme handdruk die je al weer half wegduwt, zorgt voor een ’veilige’ afstand en dat maakt mij nieuwsgierig. Is het een slechte adem, een rare fobie of scheelt het gewoon praktisch gezien een paar griepjes per jaar? Ikzelf krijg altijd zin om juist díe mensen eens lekker onder te smakken.

Alhoewel die ’personal bubble’ in Ecuador veel kleiner lijkt, geven ze hier elkaar maar één kus op de linkerwang, zowel bij vrienden als onbekenden. In het begin moest ik daar aan wennen. Bij vreemden geef ik eerst een hand en later komt daar misschien een kus bij. Maar hier kust iedereen elkaar, ook bij een eerste ontmoeting. Toen ik de slag eenmaal te pakken had - en het is zó gezellig al dat gezoen - werd ik teruggefloten tijdens de kennismaking met een leider van een indianengemeenschap. Hij was een kop kleiner dan ik en toen ik me vooroverboog en hem een dikke kus op zijn wang gaf, stond hij een beetje beduusd te kijken. Ik vond dat ik lekker aan het integreren was, maar bij deze groep is zoenen geen onderdeel van het begroetingsritueel. Wel geven ze elkaar een hand en zeggen ze goedendag in hun eigen inheemse taal. Deze begroeting varieert per dag, dagdeel of seizoen, afhankelijk van het weer. Bij bewolkt weer groeten ze elkaar anders dan bij zon of regen.
De Ecuadorianen in de stad zijn wat dat betreft veel opener: die gaan naast je zitten, geven je een vriendschappelijke arm en houden dat gerust een halfuurtje vol. Ook zijn er meisjes die aan mijn haar plukken alsof ik hun zusje ben. Dáár word ik een beetje ongemakkelijk van.

Laatst zei ik een aardige Franse toeriste gedag die ik nog maar net had ontmoet. We gaven elkaar één kus op de wang en daarna een langdurige omhelzing, waarbij we heel enthousiast heen en weer begonnen te wiegen alsof we elkaar verschrikkelijk gingen missen. Uit het niets kwam mijn Hollandse nuchterheid weer boven. Is al dat geklef eigenlijk nog wel oprecht?

(Column 26 ´Coreanne in Quito´, voor De Gooi-en Eemlander, mei 2012)

woensdag 23 mei 2012

Mi lugar favorito

maandag 21 mei 2012

A Sunday stroll in the backyard...

Ouderen


De tijd dat ouderen rustig en welbewust met een breiwerkje achter de geraniums konden gaan zitten bestaat niet meer, want ook als je op leeftijd bent moet je in Nederland moderniseren. Alleen al in het Gooi bestaan er tientallen cursussen in computeren, yoga, train je geheugen, vreemde talen en hoe bedien ik mijn (scoot)mobieltje, fotocamera, de ov-chipkaart en een pinautomaat. De enkele oudere die nog ’het zal mijn tijd wel duren’ durft te zeggen, heeft misschien minder zorgen, maar moet wel het gevoel hebben dat alles langs hem of haar heen gaat.
Ouderen hebben het wat dat betreft een stuk gemakkelijker in Ecuador, want alles gaat hier langzamer en vaak op een ouderwetse manier. Soms sta ik bij het stoplicht met de jeep naast een senior, zittend op paard en wagen. Oppasgrootouders hebben geen certificaat nodig wanneer ze geregeld de kleinkinderen opvangen. Ook wie nog nooit op het internet heeft gesurft, hoeft zich niet te schamen want er zijn hier massa’s mensen die thuis geen computer of zelfs geen telefoon hebben. Daarnaast kunnen ouderen gewoon geld opnemen bij een bankbediende achter een loket in plaats van bij een geldautomaat. De hele bevolking staat hier nog met cheques te wapperen.

In Ecuador zijn er echter maar weinig verzorgingstehuizen; de meeste ouderen wonen bij hun kinderen in en mantelzorg is een vanzelfsprekendheid. Een oudere die in een tehuis belandt, heeft meestal geen kinderen (of heeft daar ruzie mee) of is heel erg ziek. Helaas hebben de meeste senioren geen pensioen, waardoor doorwerken tot op hoge leeftijd vaak noodzakelijk is. Ze staan op de markt of verkopen krantjes op straat. En laatst zag ik een bejaard echtpaar op de knieën een straatje repareren. Dat is toch wat anders dan een cursus glutenvrij koken. Ook loopt er elke dag een oudere Ecuadoriaanse met haar veekudde langs mijn huis. Haar vriendelijke gezicht is gerimpeld door de zon en ouderdom en met haar korte stevige beentjes wandelt ze heel kordaat de berg op en af op zoek naar een mooie berm voor haar koeien, geiten en schapen. Ze heeft geen eigen land en moet het op deze manier zien te rooien. Zij denkt niet aan een AOW-uitkering, de thuiszorg of een ergonomisch verantwoorde rollator. En ook niet aan effectief googelen of veilig internetbankieren. Dit klinkt natuurlijk romantischer dan de werkelijkheid, maar Ecuadoriaanse ouderen kunnen tenminste nog wel een beetje in hun tijd door blijven gaan.

(Column 25 ´Coreanne in Quito´, voor De Gooi-en Eemlander, mei 2012)

donderdag 17 mei 2012

Lluvia

Cerveza

maandag 16 april 2012

Frasquitos

Overlanders


Wij Nederlanders houden wel van een reisje, maar in Ecuador heb ik maar weinig landgenoten ontmoet. Eén keer hoorde ik een paartje Nederlands praten op een terras in Quito, maar zin in een gesprekje hadden ze niet. Het was hun eerste vakantiedag in Ecuador en dan ben ik als Nederlandse toch niet echt dat exotische waar ze op gehoopt hadden.
Een poosje terug was ik op bezoek bij een Australiër die al jaren in Ecuador woont. Op zijn terrein kamperen regelmatig reizigers en zodoende kwam ik in contact met landgenoten Dirk Wassenaar en Marieken Vos. Deze oer-Hollandse namen klonken mij als muziek in de oren, want dat betekende even heerlijk ongecompliceerd babbelen in eigen taal. Ik kreeg een rondleiding door hun uitgebouwde Toyota Landcruiser met een keukentje, tweepersoonsbed, zitbanken en bovenop het dak een rijtje zonnepanelen. Achterop de aanhanger hangt vlak naast het vertrouwde gele nummerbord een oude, houten klomp. Sinds oktober 2008 is dit het reizende huis van Dirk en Marieken, waarmee zij zonder vaste route of einddatum als zogenoemde overlanders over de wereld trekken. Om in de stemming te komen, hebben zij eerst een autotrip naar Australië gemaakt en dit beviel zo goed dat zij hun woning en twee bedrijven verkochten om hun wereldreis verder te zetten in Noord -en Zuid-Amerika.

Toen ik vertelde over deze column werd al snel duidelijk dat zij De Gooi- en Eemlander heel goed kennen. Beiden zijn geboren en getogen in het Gooi en jarenlang viel de krant op hun deurmat aan de Plaggenwagen in Blaricum. Op zo’n moment - terwijl we in een uithoek van Ecuador op een klapstoel in de zon genieten van het uitzicht op de Andes - kijk je elkaar even raar aan. De Blaricummers vertellen dat zij verslaafd zijn geraakt aan het onderweg zijn, nieuwe dingen zien, mensen ontmoeten en andere culturen opsnuiven. Marieken mist soms een normaal toilet en een degelijk Achtuur-journaal en Dirk denkt wel eens met weemoed terug aan de straatbarbecues in de Bijvanck en aan de fameuze dartkampioenschappen, die ze in hun eigen woonkamer organiseerden voor de buurt. Dirk skypt nu nog regelmatig met zijn moeder in Hilversum en als ze weer even terug zijn in het Gooi, worden de oude buurtjes weer opgezocht en gooien ze samen nog een pijltje. Maar dan begint het al weer snel te kriebelen en willen ze verder, want hun credo luidt: als de wieltjes maar draaien.
Dirk en Marieken hebben een eigen website: www.2nomads.nl

(Column 23 ´Coreanne in Quito´, voor De Gooi-en Eemlander, april 2012)

woensdag 4 april 2012

Gasgekte


Wanneer er een flinke stroomstoring is in het Gooi komt dit altijd in de krant, simpelweg omdat het overlast veroorzaakt. En daar kunnen we slecht tegen. Hier in Ecuador is ons huis ook ’gewoon’ voorzien van elektriciteit en warm water, maar van een kink in de kabel kijk ik niet meer op. Er was een periode waarin de stroom om de haverklap uitviel. De stad was ’s avonds aardedonker, op kantoren werd niet meer gewerkt en de supermarkt sloot zijn deuren bij gebrek aan voldoende aggregaten. In de vrieskisten van de buurtwinkeltjes smolten de ijsjes langzaam weg en vlogen de kaarsen als warme broodjes over de toonbank. Maar op straat bleef het kalm. De Ecuadorianen zijn wel wat gewend.

Gas daarentegen komt hier niet vanzelfsprekend door een pijpleiding naar boven. Eens in de drie weken moet de grote blauwe gastank worden vervangen bij een vertrouwd adresje in de buurt. Maar sinds kort kan dit niet meer. Het ’gasmannetje’ mag niet meer aan huis verkopen, omdat er met de door de overheid gesubsidieerde gastanks zou zijn gesjoemeld. Ze werden onterecht voor commerciële doeleinden gebruikt of over de grens gesmokkeld naar omringende landen, waar het gas veel duurder is. Het gevolg is dat de distribueerders niet meer op bekende punten zijn te vinden, maar kriskras door de stad rijden zonder vaste tijden. Niemand weet waar of hoe laat ze ergens zijn en als je ze tegenkomt dan moet je ze net zolang volgen totdat de wagen stopt op een tot dan toe onbekende locatie.
Afgelopen week ben ik dus maar op goed geluk de buurt ingereden met de tank op de achterbank. Na een paar rondjes zag ik een Ecuadoriaan, die een zware (en dus volle) gasfles door de berm naar huis toe rolde. Hij verwees me naar een politiebureautje, maar daar was geen gas meer te bekennen. Ik reed al weer op huis aan, toen ik opeens twee vrachtwagens zag rijden met achterin de bekende blauwe torentjes. En die betekenen maar één ding: vers gas. De chauffeur gebaarde mij achter hem aan te rijden en een straat verder zette hij zijn wagen aan de kant. Overal vanuit de huizen kwamen mensen aangehold, er werd over en weer gebeld en achter mijn auto ontstond al snel een parkeerfile. Ik was nog niet uitgestapt of ik kon al achter in de rij aansluiten. Dus nam ik mezelf maar weer eens voor: voortaan iets korter douchen.

(Column 22 ´Coreanne in Quito, voor De Gooi-en Eemlander, maart 2012)

vrijdag 30 maart 2012

Feliz cumpleaños

Het is alweer een poosje terug, maar van de collega´s op de academie kreeg ik voor mijn verjaardag een taartje met een staartje. Met andere woorden: na het maken van deze foto kreeg ik de taart vol in mijn gezicht. Een oeroude traditie zeker? Jaja... 

woensdag 28 maart 2012

De Pitahaya


Kleine knalgele en o zo lekkere banaantjes, Chirimoyas, zoete boomtomaten en Guanábana; Ecuador kent veel fruitsoorten. Op de markt vul ik regelmatig voor een paar dollar mijn mandje met bijzondere vruchten. Laatst proefde ik de Pitahaya (zie foto) voor het eerst bij een paar nieuwe Hollandse vrienden, die met een jeep door Zuid-Amerika crossen. Zij waren inmiddels al verslingerd geraakt aan de Pitahaya. De vrucht is voor Ecuadoriaanse begrippen erg duur, één Pitahaya kost ongeveer een dollar, maar dat is hij meer dan waard. Het duurde even voordat ik de naam kon onthouden, maar de smaak vergeet ik niet zo snel. En die is helaas niet makkelijk uit te leggen. Niet te zoet, heel fris, een beetje kiwi-achtig gemixt met de smaak van een blije zongerijpte Galia-meloen. Perfect als ontbijtje dus. De Pitahaya, die gaat zeker wat vaker in mijn mandje.

Teevee


In Ecuador hebben wij geen televisie. Voor Nederlandse begrippen staat dat ongeveer gelijk aan het bekeerd zijn tot de Amish-gemeenschap, maar ook in Ecuador heb je dan wat uit te leggen. De Zuid-Amerikanen zijn gek op televisiekijken, vooral sport en sensatiejournaals zijn populair. Ook de Latinosoaps met een overdaad aan drama, nepborsten en gouden kettingen op een dikke laag borsthaar worden fanatiek gevolgd. In één van onze favoriete restaurants hangt een enorm scherm aan de muur en of je het wilt of niet, je kijkt automatisch mee. Wie geen televisie heeft, moet al om zes uur in bed leggen denken veel Ecuadorianen. De buis is heilig en ik heb me laten vertellen dat er zelfs junglemensen zijn die een flatscreen in huis hebben staan maar dan zonder snoeren, want zonder elektriciteit valt er weinig te koekeloeren. Maar het gaat om het idee, er staat er wel één. Ikzelf heb de televisie maar weinig gemist; het scheelt weer ruimte in je woonkamer en je hebt meer tijd voor uitgebreid tafelen, een goed boek of een avondwandeling. Dat klinkt, nu ik het zo schrijf, toch wel Amish-achtig, maar ik heb geen paard en ook geen lange rok.

Nu ik weer voor een vakantie in Nederland ben, kan een avondje voor de buis hangen natuurlijk niet uitblijven. En het is stiekem best lekker hoor, een beetje gedachteloos zappen terwijl de verwarming zachtjes loeit. Ik kijk naar onhandelbare kinderen, een vrouw die huilt omdat haar man weigert te klussen in een huis waar weinig mis aan lijkt te zijn, kleine zingende meisjes die opgedirkt zijn tot volwassen vrouwen, de bruiloft van Barbie en naar dure apparaatjes die moeiteloos je neushaar verwijderen. Helemaal onderin mijn koffer ligt al sinds twee weken een pak ouderwetse Bastognekoeken. Die moest ik meteen kopen na het zien van een reclame. Want je wordt er behoorlijk hebberig van, van dat televisiekijken. In de Nederlandse winkelstraten wordt datzelfde idee geprojecteerd. We kijken, kopen en moeten vooral heel veel hebben. In het Gooi vond ik weer mooi spul dat in Ecuador nergens te verkrijgen is. Ik zag nieuwe winkels, maar ook dat er een hoop verdwenen zijn. Dat verbaast me niet echt, het houdt een keer op. Mijn koffer zit inmiddels stampvol met échte kleren, pindakaas, nieuwe schoenen, een stapel boeken en dus dat pak Bastogne. Die ga ik op een avond eens soldaat maken met een grote pot thee. Lekker zonder teevee.

(Column 21 ´Coreanne in Quito´, voor De Gooi-en Eemlander, maart 2012)

zaterdag 10 maart 2012

Wortels


Een maand terug hadden we het tijdens de Spaanse les over het begrip ’thuisland’. Mijn Japanse medestudent, die tijdelijk in Ecuador in de autotechniek werkt, heeft best moeite met de taal en het wennen in het Zuid-Amerikaanse land. Hij roept heel vaak en opvallend vloeiend ’Ik ben geen Chinees!’, want hij komt uit Japan en is daar trots op. Tijdens zijn eerste week in Ecuador is hij in een toeristische stad tot aan zijn schoenen toe van al zijn spullen beroofd en sindsdien kan hij niet vaak genoeg benadrukken dat zijn land zo ontzettend veilig is. Ook mist hij zijn moeder en de sushi. Die is in Ecuador namelijk niet te eten, zegt hij. Ik heb dat ook wel met mam en haar gehaktballen. Die smaken nergens zoals thuis. Mijn man vindt zulke dingen maar moeilijk te begrijpen. Hij heeft in zijn leven op meerdere continenten gewoond en dus zegt hij dat hij geen echte’roots’ heeft. Hij mist geen bepaald land, gerecht of traditie en vrienden heeft hij overal.
 
Een week geleden heb ik Ecuador achter me gelaten voor een drieweekse ´bijknuffelvakantie’. Opvallend is dat iedereen behoorlijk pips ziet en de typische Hollandse waterkou heeft mij ook onmiddellijk te pakken in de vorm van een ouderwetse snotneus. Van een cultuurshock heb ik dit keer geen last, ik loop hier rond alsof ik nooit ben weggeweest. Nog geen dag na mijn aankomst kreeg ik er een nieuw neefje bij en de hele familie wil graag geloven dat hij met zijn komst op mij heeft gewacht. Voor mij is het er weer eentje om te moeten missen, maar ook weer eentje om veel van te houden.
,,Waar liggen jouw wortels eigenlijk?’’, vraag ik aan mijn moeder wanneer ik weer voor het eerst bij haar eet. Ze staat boven de pannen en de geur ruikt weer als vanouds. Ik word er melancholisch van. Ook mijn moeder droomt een beetje weg en vertelt dat ze onlangs nog soep heeft gegeten in de kerk van Naarden tijdens een kunstexpositie. Hierna heeft ze thee gedronken in t’ Bonte Paard in Laren, in de kroeg waar zij vroeger altijd kwam. In Hamdorff staan ook nog heel wat danspasjes van haar, zegt ze lachend. Ze woont al heel lang niet meer in het Gooi, maar ze moet toegeven dat haar jeugdherinneringen onuitwisbaar zijn. Ook ik moet snel naar het Gooi, al heb ik een binding met meerdere plekken. Wanneer ik mijn moeder weer zo vertrouwd in haar keukentje de spruitjes zie afgieten, weet ik dat dit een plek is waar ik altijd naar zal terugkeren. Maar ik weet nu eindelijk ook wat mijn man bedoelt, want ook in Ecuador heb ik ongetwijfeld al een klein worteltje geschoten.

(Column 20 'Coreanne in Quito', voor De Gooi-en Eemlander, februari 2012)


dinsdag 7 februari 2012

Clases de Castellano

Zelf ook nog altijd Spaanse les. Hier met lerares Irma en Japanse medestudent Satoshi. (Foto: CECI)

Pablo



’What’s your name?’ Met zijn grote bruine ogen kijkt hij mij aan, hij glimlacht. ’Do you have brothers or sisters?’ Opnieuw die vragende ogen. Pablo (niet zijn echte naam, maar hij zou er goed voor door kunnen gaan) is een van de Ecuadoriaanse scholieren die ik help bij zijn Engelse huiswerk. Het is een vrolijke knul, klein van stuk en erg leergierig. Onlangs nog kwam hij met een leesboek aanzetten dat ik woord voor woord voor hem heb moeten vertalen. En zelfs wanneer hij er niets van begrijpt, blijft hij lachen en probeert hij het opnieuw.
Net als de meeste Ecuadorianen mag Pablo dan misschien nog geen vloeiend Engels spreken, hij staat met zijn jonge jaren wel middenin de wereld. Na de les rent hij de straat op waarna hij fanatiek met zijn vingertjes begint te knippen. Hij houdt dan net zolang taxi’s aan totdat er eentje stopt die hem voor een dollar naar huis wil brengen. En voor geen cent meer. Pablo laat niet met zich piepelen.
Die drang van Pablo om zo vlug mogelijk een andere taal te leren herken ik wel. Sinds ik hier woon, wil ik niks liever dan met de bevolking meepraten en als het even kan net zo onnavolgbaar snel. Samen een taal leren schept een band, want wanneer ik even niet op een Spaans woord kan komen dan helpt Pablo mij. Of ik zoek het op in mijn woordenboek, ’mijn bijbel’, waarvan de gebroken rug een hoop wanhopige zoektochten verraadt. In het uiterste geval beelden we het woord voor elkaar uit - rennen, lezen, koken of slapen - en dat blijkt heel bevorderlijk voor het leerproces. We lachen wat af en ik geloof graag dat je daardoor meer onthoudt. Naast Pablo geef ik ook bijles aan jongeren die Lenin, Jefferson, Marilyn, Ashley en Bryan heten (deze zijn wel echt). De Ecuadorianen zijn gek op dat soort buitenlandse namen, al schrijven ze die op een eigenaardige manier in het Engels. ’King Jhonny’ of ’Lisbeht forever’ staat er dan met grote plakletters op de voorruit van een vrachtwagen. Laatst reed ik langs kapsalon ’Long hear’ (zouden ze er ook hoortoestellen verkopen?) en een bakker die ’Piter Pan’ heet. Die laatste is wel grappig gevonden, want ’pan’ betekent brood in het Spaans. In het centrum kijk ik altijd naar een billboard met daarop de advertentietekst van een academie: ’Have many reasons to learning English’. Dat is inderdaad niets te veel gezegd.

(Column 18 ´Coreanne in Quito´, voor De Gooi-en Eemlander, februari 2012)

vrijdag 27 januari 2012

Arco

dinsdag 10 januari 2012

Laat


In Ecuador mag je op zondag geen alcohol drinken. Met deze regel hoopt de overheid drankmisbruik terug te dringen én dat iedereen op maandagochtend netjes op tijd en goed uitgerust op het werk verschijnt. De wet staat een beetje haaks op het Ecuadoriaanse ’leven-en-laten-levengevoel’ en wordt dus ook aan alle kanten omzeild; sommige restaurants en cafés schenken gewoon door op zondag en bij de meeste buurtwinkels krijg je zo een kratje bier mee. Het is de vraag of de wet daadwerkelijk zijn vruchten afwerpt, want op de maandag dat alle Ecuadorianen precies op tijd op hun werk komen, eet ik mijn zonnehoed op. Punctualiteit is niet de sterkste kant van de gemiddelde Ecuadoriaan. Wie in Nederland te laat komt, wordt vaak schuin aangekeken, maar in Zuid-Amerika is het bijna onbeleefd om op tijd te komen. Een kwartiertje later is nooit een probleem.

Toen ik hier net woonde, vond ik die omgang wel prettig. Geen rekening houden met de tijd werkt ontstressend. ’Mañana, mañana’ is het wat de klok slaat. Wat nu niet lukt, kan morgen. Heerlijk is dat, vooral met warm weer. Door deze mentaliteit ben ik wel drie docenten Spaans verder; ze kwamen soms een uur te laat of helemaal niet opdagen. Nu ik zelf bijlesjuf ben, is het te laat komen helaas nog niet afgelopen. Regelmatig wacht ik op leerlingen die nota bene na het lesuur de boel nog proberen te rekken, want tijd is tenslotte geld. Ik kom tegenwoordig standaard ook te laat, ’iets van’ vijf minuten en dan ben ik nog ruim op tijd en meestal de eerste. Laatst nog moest ik expres even wachten voordat we ons konden laten zien op een kerstborrel, onder het mom van ’om klokslag staat ook zo truttig’. Ook voor een afspraak bij de tandarts kun je hier gerust een paar uur uittrekken, want wanneer je na drie kwartier eindelijk op de stoel ligt, laten ze je ook daar nog een half uurtje voelen dat jij wel op tijd was.
Ik vraag me af of de drankwet het begin is van een nieuw tijdperk. Wat voor wetten zullen er nog volgen? Straks krijgen ze nog haast. Dit betekent niet dat de Ecuadorianen lui zijn, ze gaan hier gewoon heel anders om met het begrip tijd. Een kwartier geleden nog werd ik gebeld door een collega. Of ik over een half uurtje weer wil lesgeven. Ik mag wel opschieten.

(Column 16 ´Coreanne in Quito´, voor De Gooi- en Eemlander, januari 2012)