maandag 19 september 2011

Torro


Ik kan slecht tegen dierenleed. Van doorgedraaide circusberen en ’schouderaapjes’ word ik boos en ook straathonden wil ik allemaal mee naar huis nemen. Van laatstgenoemde zijn er bijzonder veel in Ecuador, maar de meeste honden hebben gelukkig wel een huis waar ze een kliekje krijgen in ruil voor een beetje waakzaamheid. Opvallend is dat er hier geen enkele viervoeter aan de lijn loopt, maar in de dierenwinkel zijn er wel bodywarmertjes en broekjes te koop voor schoothondjes die niet groter zijn dan een flinke cavia. Ook dat noem ik dierenleed. En over knaagdieren gesproken; zij worden niet zoals in Nederland vertroeteld op een laagje hooi met zo’n leuk tredmolentje erbij, maar in zijn geheel geserveerd op een bord, glanzend geglazuurd naast een hoopje rijst en een blaadje sla.

Een paar weken terug heb ik de Torros Populares bezocht, een stierengevecht in het plaatsje La Esperanza aan de voet van de vulkaan Imbabura. Ook bij het woord ’torro’ gaan mijn nekharen overeind staan, maar mij werd verzekerd dat dit een diervriendelijke happening zou zijn, dus ging ik mee onder het mom van cultuur opsnuiven. Deze Torros Populares is anders dan de Spaanse variant, in die zin dat iedereen mag meedoen en er geen bloed vloeit, maar des te meer pilsener. Op het veld staan dan ook tientallen mannen en een enkele señorita; de één met een knalrood shirt aan, de ander met een versleten cape. De grote, zwarte stieren van het type Ganado Bravo, staan bekend om het feit dat ze het niet zo hebben op mensen. En dat blijkt, want nadat de eerste stier in een hoek is gedreven en een beetje opgejut, stuift hij schuimbekkend het veld op.
Het beest heeft duidelijk geen focus, rent alle kanten op en zorgt voor hard gegil op de tribune. Ik begin me serieus zorgen te maken om alle partijen, maar na een rondje rennen van de stier zitten de meeste gevluchte ’matadors’ alweer boven op het hek.

Opgelucht haal ik adem, want het lijkt me duidelijk: de dieren hebben hier de overhand en keren straks gewoon weer terug naar hun vertrouwde grasveldje. Alleen de grootste machoman waagt nog een poging, scheurt tijdens een lancering uit zijn broek en krijgt hier later op het podium een luid applaus en een gouden beker voor. Het publiek heeft vol uitzicht op zijn strakke, gifgroene slip. Dan kijk ik toch liever naar Fikkie in een poppenbroekje.

(Column 8 ´Coreanne in Quito, voor De Gooi- en Eemlander, september 2011)