maandag 31 oktober 2011

Dichtbij


Ik zag haar voor het eerst op een bloedhete dag. Ik stond op de bus te wachten en zij liep langs de weg. Ze duwde iets voor zich uit dat moeizaam de berg op ging. Toen ze dichterbij kwam zag ik dat het een buggy was, een donkerblauwe met een versleten luifeltje en drie wieltjes. Het ding rolde niet meer en zij had het warm. Haar mond stond half open. In het wagentje lag een meisje te slapen en op haar schoot stond een smoezelig hondje dat balans probeerde te houden op zijn magere pootjes. Ik keek de jonge Ecuadoriaanse vrouw aan en ze stopte met lopen. Het hondje plofte neer. Ze zag mij ook, keek vervolgens snel achterom alsof er een auto aan kwam, veegde een donkere pluk haar uit haar gezicht en boog zich even over haar dochter. Hierna hobbelde ze weer verder met haar mond nog altijd open.
Ik twijfelde of ik achter haar aan zou rennen, misschien kon ik haar wat geld geven voor de bus. Maar dat durfde ik niet. Even later nam ze het paadje naar haar huis. Die ken ik nu, want ik zou haar daar nog vaak zien. Het huis staat hoog op een klein stukje land, precies in de ronding van een haarspeldbocht. Er lopen daar meerdere honden en als je goed omhoog kijkt zie je een wasplaatsje met een drooglijn en daarnaast drie scheefstaande schotten, waarschijnlijk de wc. Het huis lijkt niet groter dan één enkele kamer en is gebouwd van grove kleistenen. Het golfplaten dak is een beetje verzakt en de vensters zijn eenvoudig; een gat in de muur met een vuilniszak ervoor. Binnen moet het aardedonker zijn, maar buiten wapperen de vrolijk gekleurde kinderkleertjes in de zon.
Volgens mij woont ze daar niet alleen. Ik heb haar meerdere keren in de bus zien zitten naast een oudere man, die het kleine meisje aan het lachen maakt. Zij kijkt meestal uit het raam met haar mond open, maar ze zegt niet veel. Ik schat haar rond de twintig jaar. Afgelopen week zag ik haar bij het wasplaatsje staan. Ze tuurde in de verte. Ik weet wat ze ziet, ik ken die bergen ook heel goed. Maar waar denkt zij aan? Waar droomt zij over? Ik weet niet of ze mij al herkent, maar de volgende keer doe ik het gewoon. Dan roep ik: ’dag buurvrouw’.

(Column 11 ´Coreanne in Quito´, voor De Gooi- en Eemlander, oktober 2011)

dinsdag 18 oktober 2011

Najaarsblues


Iets over het weer? De natuur? Of iets met traditioneel Ecuadoriaans eten? Nee, ik bedacht me dat het misschien wel leuk is om deze keer iets over mijzelf te vertellen. Want algemene observaties zijn mooi, maar emigratie brengt natuurlijk ook hartverscheurende heimwee en een hoop gesnotter met zich mee. En dat scoort altijd goed.
Vorig jaar nog keek ik nog naar die tv-programma's waarin Nederlandse vrouwen (het zijn bijna nooit de mannen, hoe gek zijn wij eigenlijk?) hun liefde achterna gaan en zich settelen in het verre buitenland. Het ziet er allemaal heel romantisch en exotisch uit: hij is beretrots op zijn blanke Europese vrouw, zij is helemaal klaar voor het grote avontuur. Daarbij wil zij haar 'eigen ding' niet opgeven, gevolgd door een scène van een blij blondje die al trimmend, inclusief zweetband en mp3speler, een sloppenwijk verkent. Wat een contradictie.
Tot hier zijn de verhalen altijd leuk, maar daarna komt vaak een trieste 'drie maanden later…' en dan zie je hem in zijn element in de pure natuur, terwijl zij er achteraan sjokt in een zompig rijstveldje snakkend naar een normale kantoorbaan en hockey op zaterdag. Dat kan nooit lang goed gaan, denk je dan.
Het hele jaar door groen; hoe doen ze dat?
Ikzelf heb ook van die momenten alleen zijn ze bij mij gelukkig van vrij korte duur. Ik kan soms volschieten als ik denk aan eten bij moeders, dat ik niet even om een hoekje kan kijken. Ook mis ik borrelen met vriendinnen, patat op vrijdag bij zus, het opgroeien van neefjes en nichtjes, feestjes, verjaardagen en natuurlijk nieuwsjagen in het Gooi. Maar het zijn momentopnames, want ook hier heb ik veel goeds.
De heimwee was het ergst in de eerste weken, want toen miste ik hier eveneens een hoop. Zit je in het café met een groep Ecuadorianen te drinken, kun je niet meelachen omdat je de grap mist. Dan voel je je wel even eenzaam, maar we zijn inmiddels zeven maanden verder en mijn wereld hier wordt groter en Nederland steeds kleiner. Toch sta ik nog altijd met één been overzee. Want - om toch nog iets over weer te zeggen - als ik lees dat Holland opnieuw een ijskoude winter staat te wachten, dan denk ik automatisch aan het opsnorren van mijn dikke winterjas. Ik wacht zelfs op de herfst, zo diep zitten die seizoenen in mijn systeem. Maar de herfst komt maar niet. Ik zal ’m toch niet gemist hebben?

(Column 10 ´Coreanne in Quito´, voor De Gooi- en Eemlander, oktober 2011)

maandag 17 oktober 2011

Niet ver van huis...



dinsdag 4 oktober 2011

Busritje


Tot mijn dertigste deed ik alles met het openbaar vervoer. Echt ideaal en goedkoop is het niet, maar je komt wel overal. Toen ik mijn eerste autootje kocht en in Laren kwam te wonen, ging ik nog amper met de bus. Het gedoe rond het openbaar vervoer in het Gooi ben ik wel altijd blijven volgen, want ik vind dat mensen die niet willen of kunnen autorijden wel goed en toegankelijk openbaar vervoer tot hun beschikking moeten hebben. Ook in het Gooi, met of zonder speciale busbaan. En dan niet maar één keer in het uur. Dat is net niks.

In Ecuador is de bus een populair vervoersmiddel. Niet alleen rijden ze overal naartoe, je kunt ook overal opstappen en er zo weer uit springen. Niks geen haltes, opstaptijden of in- en uitchecken en dat voor een habbekrats. Een busritje van een half uur kost hier gemiddeld 45 dollarcent en daarvoor word je niet alleen naar de plek van bestemming gebracht, ook mag je het onderste laadruim vullen met zakken rijst, een half schaap of een nieuwe stoel. Soms reist er een muzikant mee en vaak worden er in het gangpad ijsjes, zakjes bonen en chocoladerepen verkocht, want de Ecuadorianen zijn gek op eten tijdens het reizen. Hier hoef je voor het instappen niet je zak patat weg te schrokken, wel is het verstandig je stoel te inspecteren voordat je gaat zitten.

Afgelopen maand waren er vriendinnen uit Nederland op bezoek. Na ruim duizend kilometer rondtoeren in de jeep was het tijd om eens zo´n buservaring op te doen. Ik zag hun hoofden al voor me, hobbelend op een harde bank met op de achtergrond Ecuadoriaanse smartlappenmuziek en vieze wapperende gordijntjes. Maar helaas was de bus deze keer een hele schone en gewone, bijna een ’Hollandse’ en we waren ook nog eens de enige passagiers. Na een rustig ritje van tien minuten bergaf werd de bus plotseling aan de kant gezet, waarop de chauffeur zomaar weg wandelde, ons en een nog draaiende motor achterlatend. Ruim vijf minuten later stak hij zijn hoofd om de hoek van een eettentje, samen met een groot bord eten. Hij keek even naar zijn bus en toen naar ons en je zag hem denken: ’Even lunchen, hoor. Die meisjes wachten wel.’
Na een paar minuten zijn we alsnog overgestapt, want dat is de Ecuadoriaanse dienstregeling. Is het deze niet, dan gewoon de volgende.

(Column 9 ´Coreanne in Quito´, voor De Gooi- en Eemlander, september 2011)